Sportclubs vrezen hogere lidgelden en minder trainers door aanpassing statuut verenigingswerk
De Vlaamse Sportfederatie en de Federatie sociaal-cultureel werk en amateurkunsten trekken gezamenlijk aan de alarmbel. De deadline voor een oplossing rond het verenigingswerk in ons land nadert, maar het dossier zit politiek helemaal in het slop. "De strengere fiscaliteit en rigide arbeidswetgeving die nu door sommige partijen op tafel worden gelegd, zijn een sloophamer die het verenigingswerk in ons land met de grond gelijk zal maken. Of verenigingen noodgedwongen in zwartwerk duwen", klinkt het.
Nadat het Grondwettelijk Hof in april 2020 de wet op het verenigingswerk vernietigde, voerde de regering een fiscale noodoplossing in tot eind dit jaar. De deadline voor een definitieve regeling nadert, maar de impasse rond het thema lijkt compleet. Daarom trekken de Vlaamse sportclubs én de sociaal-culturele en amateurkunstenverenigingen aan de alarmbel. Meer dan 45.000 verenigingen in Vlaanderen willen snel een oplossing die fiscaal en administratief haalbaar is.
"Trainers, dirigenten en choreografen zijn geen werknemers"
De Vlaamse Sportfederatie en de Federatie sociaal-cultureel werk en amateurkunsten vragen de regering om verenigingswerkers niet als werknemers te beschouwen. "Ze combineren hun engagement in een vereniging met een volwaardige job, en nemen dus geen werk af van werknemers in de reguliere arbeidsmarkt," klinkt het. En daar wringt nu net het schoentje. De regeringspartijen kijken voor een oplossing voor het verenigingswerk vooral naar de bestaande regeling (artikel 17) die bepaalde werkgevers uit de socio-culturele en sportsector in sommige gevallen vrijstelt van de verplichting om sociale bijdragen te betalen voor bepaalde werknemers.
De regering wil deze regeling nu aantrekkelijker maken, maar ze raken het niet eens over de fiscaliteit en de arbeidsvoorwaarden. Er is animo om de fiscaliteit te verlagen tot 10 procent, maar in sommige Waalse kringen klinkt de eis om de huidige regeling van artikel 17 te behouden, wat neerkomt op minstens 33 procent fiscaliteit voor sportclubs. Dat betekent dat clubs nog meer belastingen zouden moeten betalen dan nu al het geval is (22%). Ook op vlak van arbeidswetgeving vindt de regering geen consensus: het bevoegd kabinet van minister van Economie en Werk Dermagne ziet verenigingswerkers als werknemers en wil dus dat de volledige arbeidswetgeving van toepassing is.
"Leden van de clubs dreigen de dupe te worden"
"De 1,4 miljoen Vlamingen die lid zijn van een sportclub zijn niet gebaat bij politiek getouwtrek rond het statuut van verenigingswerk. Ook de clubs, trainers, scheidsrechters en andere verenigingswerkers willen een regeling die fair is én administratief eenvoudig," aldus de federaties. "Als de belastingen op de vergoedingen verhoogd worden naar 33 procent, komen clubs in financieel zwaar weer. Gevolg: ze moeten volgend jaar ofwel hun lidgelden verhogen, ofwel boeten ze aan kwaliteit in omdat ze minder gediplomeerde trainers kunnen aantrekken. Als clubs ook nog eens de volledige arbeidswetgeving moeten volgen – en dus rekening moeten houden met overuren, nachtwerk, gewaarborgd loon én de hele loonadministratie – wordt dat onwerkbaar. "De meeste clubs hebben geen sociaal secretariaat om die administratieve rompslomp uit handen te nemen. Vooral de kleine en middelgrote sportverenigingen – 90% van het totaal – dreigen daar de dupe van te worden. Ik vrees dat de regering zo massaal zwartwerk in de hand werkt," zegt Robin Ramakers, Manager Vertegenwoordiging bij de Vlaamse Sportfederatie.
Leegloop van trainers en scheidsrechters
Het statuut van verenigingswerk won – vóór de beslissing van het Grondwettelijk Hof – sterk aan populariteit. De cijfers tonen dat het aantal verenigingswerkers binnen de sportsector steeg van 5.800 (2018) naar meer dan 16.000 (2020). Zo vonden ook de sportclubs gemakkelijker gediplomeerde coaches. "Sinds vorig jaar – bij het ingaan van de huidige, tijdelijke wetgeving – zijn de cijfers in vrije val (van een kleine 10.000 in Q4 van 2020 naar 2.400 verenigingswerkers in Q1 van 2021) en is jeugdtrainers vinden een knelpunt. Een verdere leegloop dreigt vanaf volgend jaar, als de verenigingen niet opnieuw kunnen terugvallen op een flexibel en administratief haalbaar systeem."
Ook amateurdirigenten, regisseurs en choreografen getroffen
Het statuut van verenigingswerker is oorspronkelijk ontstaan vanuit de sportsector, maar ook in de sector van amateurkunsten en sociaal-cultureel volwassenenwerk was er veel vraag naar een aangepaste regeling. Bij het sociaal-cultureel volwassenenwerk (zoals Velt, Okra, Davidsfonds en Gezinsbond) en de amateurkunsten (lokale harmonieën en toneelgezelschappen) leeft de vrees dat de verenigingen binnenkort van de regering last minute een onwerkbare oplossing voorgeschoteld krijgen.
"Een fiscaliteit van 10% is voor ons zeker legitiem. Maar de extra fiscale lasten die nu door een bepaalde Franstalige meerderheidspartij worden voorgesteld, zijn onhaalbaar voor de vele fanfares, koren en lokale verenigingen die draaien op vrijwilligers. Een administratief eenvoudig, betaalbaar en flexibel statuut is essentieel zodat de vele dirigenten, regisseurs, choreografen en lesgevers van cursussen en workshops in Vlaanderen er niet de brui aan zullen geven," zegt Hannes Renglé, stafmedewerker De Federatie.
In januari 2020 trokken de Limburgse sportclubs al aan de alarmbel: