Nog nooit zoveel zandoogjes geteld als vorige zomer
Dit weekend eindigde de 13de editie van de Grote Vlindertelling van Natuurpunt. Meer dan 15.000 tellers telden de voorbije maand in totaal 116.851 vlinders. Uit de eerste resultaten blijken grote verschuivingen in de top 10 na de extreem droge en warme zomer van 2018. Netelvlinders als de dagpauwoog verliezen terrein, zuiderse soorten als de kleine parelmoervlinder doen het opvallend goed.
Voor het eerst werd gedurende een langere periode in juli (van 6 tot 28) geteld in plaats van één weekend. Reden: beter inspelen op het erg onvoorspelbare weer. Wanneer de cijfers van de voorbije dagen worden vergeleken met de voorbije telweekends, ziet Natuurpunt dat het klein koolwitje opnieuw de eerste plaats bekleedt, net als in 2018. Maar de rest van de top-10 vertoont grote veranderingen.
Netelvlinders verliezen, zonnekloppers winnen
Een aantal soorten werd opmerkelijk minder waargenomen dan gemiddeld. De dagpauwoog bijvoorbeeld, in 2013 nog de talrijkste soort tijdens het vlinderweekend (toen was die in 3 op de 4 tuinen aanwezig), werd dit jaar in minder dan 3 tuinen op 10 gezien, en dat in heel lage aantallen. De kleine vos, in 2014 nog te spotten in de helft van de tuinen, is nu nog maar in 1 tuin op 10 aanwezig. Ook het landkaartje kent een sterke terugval en wordt nog maar in 4% van de tuinen gespot. De verklaring? De rupsen van al deze soorten zijn voor hun voortplanting afhankelijk van brandnetels, en die zijn tijdens de aanhoudende droogte van vorige zomer massaal verdroogd.
Zandoogje nooit eerder zo vaak gespot
Andere soorten doen het dan weer beter dan gemiddeld. Het bruin zandoogje werd nooit eerder in zoveel tuinen aangetroffen (4 op de 10 tuinen). En ook het oranje zandoogje werd dit jaar talrijk gespot. Ook onze grootste inheemse dagvlinder, de koninginnenpage, deed het goed, en werd aan het eind van de maand zelfs in 1 Vlaamse tuin op 5 gezien. Tot slot werd de spectaculaire keizersmantel nooit vaker gezien dan dit jaar. Eén teller kon zelfs ei-afzet vaststellen. Een aantal soorten die recent een toename kenden van hun verspreidingsgebied, zoals de kleine parelmoervlinder en het bruin blauwtje, zetten hun uitbreiding verder.
Veel van deze verschuivingen kunnen toegewezen worden aan de extreme weersomstandigheden van dit en de voorbije jaren. Droogtegevoelige soorten nemen af, warmteminnende soorten breiden uit. Dankzij de nieuwe telmethode zijn voor het eerst ook van meerdere weken gedetailleerde cijfers beschikbaar. Hieruit kan je de evolutie van de aantallen doorheen de tijd aflezen.
Regionale verschillen
Ook regionaal merkt Natuurpunt verschillen die in de lijn liggen met eerdere edities van de vlindertellingen. Zo ligt het zwaartepunt van de verspreiding van de citroenvlinder in de oostelijke helft van Vlaanderen. In Antwerpen en Limburg scoort deze soort hoog, met in beide provincies een plaats in de top vijf. In Oost- en West-Vlaanderen staat dan weer het oranje zandoogje in de top drie. Deze soort komt verspreid over heel Vlaanderen voor, maar de dichtheden tonen grote verschillen: terwijl de soort in de westelijke helft van Vlaanderen talrijk is, ontbreekt ze in sommige Antwerpse en Limburgse gemeenten volledig.
Top-10 Limburg (1350 tellers)
- Bruin zandoogje
- Klein koolwitje
- Citroenvlinder
- Groot koolwitje
- Oranje zandoogje
- Atalanta
- Dagpauwoog
- Gehakkelde aurelia
- Distelvlinder
- Bont zandoogje
Foto: Theo Geuens